-
1 toe
n. teen; voorste gedeelte v.e. sok--------v. met de tenen aanraken; een schop geven (slang)toe1[ too] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 teen ⇒ neus, punt♦voorbeelden:on one's toes • alertkeep on one's toes • altijd bij de pinken zijnkeep someone on his toes • iemand achter de broek zitten————————toe2〈 werkwoord〉 -
2 horseshoe
adj. de vorm van een hoefijzer hebbend--------n. hoefijzer--------v. hoefijzer aanbrengen[ ho:sjsjoe:] -
3 Eisen
Eisen〈o.; Eisens, Eisen〉2 ijzeren voorwerp, ijzer♦voorbeelden:wie aus, von Eisen sein • als van ijzer zijn〈 spreekwoord〉 man soll das Eisen schmieden, solang es heiß ist • men moet het ijzer smeden als het heet is〈 formeel〉 jemanden in Eisen legen • iemand in de boeien slaan, sluiten
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский